Schleiden, das Städtchen am Zusammenfluss von Olef und Dieffenbach, blickt auf eine jahrhundertelange Geschichte zurück. Die älteste zur Stadtgeschichte bekannte Urkunde aus dem Jahr 1198 belegt die damalige Existenz einer Burg der Edelherren von Schleiden.
Ab 1450 war die Festung im Besitz der Grafen von Manderscheid-Schleiden, ihnen folgten 1593 die Grafen von der Marck. Ab 1726 wurde die Burg nach der Zerstörung durch französische Truppen schlossartig zu einem Herrensitz umgebaut, ab 1773 residierten dort die Herzöge von Arenberg.
Im Schatten der Burg entwickelte sich im Tal ein mittelalterliches Städtchen, das durch eine feste Stadtmauer mit zwei Toren begrenzt war. Seit dem Wiener Kongress 1815 gehörte Schleiden zur neuen preußischen Rheinprovinz, zwischen 1829 und 1972 war hier der Sitz der Kreisverwaltung des Kreises Schleiden. Damit wurde Schleiden zur kleinsten Kreisstadt Preußens. Beim Ende des Zweiten Weltkriegs war die Stadt weithin zerstört, nur wenige historische Bauwerke sind bis heute erhalten. Diese steinernen Zeitzeugen der Stadtgeschichte und ihr heutiges Erscheinungsbild werden auf den Tafeln in ihrer historischen Bedeutung dargestellt. Die auf dieser Tafel abgedruckten Bilder zeigen das Stadtbild zu Beginn des 20. Jahrhunderts.
Historic Schleiden
Schleiden, the small town standing at the confluence of the Olef and the Dieffenbach, looks back over centuries of history. The oldest document relating to the town’s history records the existence in 1189 of a castle belonging to the lords of Schleiden.
From 1450 the fortress was in the possession of the counts of Manderscheid-Schleiden who were followed in 1593 by the counts of Marck. After 1726 the castle was rebuilt as a sumptuous stately home, where the dukes of Arenberg resided from 1773.
In the shadow of the fortress, a small medieval town developed, protected by a wall with two gates. After the Congress of Vienna in 1815, Schleiden belonged to the new Prussian Rhine Province, and between 1829 and 1972 was the centre of governance of the county of Schleiden, thereby becoming Prussia’s smallest county town. By the end of World War II, the town had been largely destroyed and only a few historic buildings still remain. These structures and their present-day appearance will be shown on the display boards in their historical contexts. The pictures on this board show the townscape at the beginning of the 20th century.
Oud Schleiden
Schleiden, het stadje gelegen aan de plek waar de Olef en de Dieffenbach samenvloeien, kijkt op een eeuwenlange geschiedenis terug. De oudste oorkonde uit het jaar 1198 bevestigt het bestaan destijds van een burcht van de Edelen van Schleiden.
Vanaf 1450 was de burcht in bezit van de graven van Manderscheid-Schleiden, die werden in 1593 opgevolgd door de graven von der Marck. Na 1726, toen de burcht door franse troepen werd verwoest, werd deze omgebouwd tot een landhuis, vanaf 1773 resideerden daar de hertogen van Arenberg.
In de schaduw van de burcht ontwikkelde zich in het dal een middeleeuws stadje met een stadsmuur met twee torens. Sinds het congres van Wenen in 1815 behoorde Schleiden tot de nieuwe Rijnprovincie die onderdeel van Pruissen was, tussen 1829 en 1972 was hier de zetel van het bestuur van de regio Schleiden. Daarmee was Schleiden de zetel van de kleinste regio van Pruissen. Aan het einde van de tweede wereldoorlog was Schleiden grotendeels verwoest, slechts weinig historische gebouwen zijn tot heden bewaard gebleven. Deze getuigen uit stehen van de geschiedenis van de stad en huidige verschijningsvorm worden op tableaus weergegeven. De op dit tableau weergegeven afbeeldingen tonen het stadsbeeld aan het begin van de 20ste eeuw.
Alt-Schleiden – Le vieux Schleiden
Schleiden, petite ville située au confluent de l’Olef et du Dieffenbach, a une histoire séculaire. Le document le plus ancien concernant l’histoire de la ville et datant de 1198 atteste l’existence d’un château appartenant aux Barons de Schleiden.
Dès 1450 la forteresse était en possession des Comtes de Manderscheid-Schleiden, suivis, depuis 1593, des Ducs de la Marck. Dès 1726, le château-fort, détruit par des troupes françaises, a été transformé en manoir dans le style d’un château où résidaient, à partir de 1773, les Ducs de Arenberg.
A l’ombre du château, au fond de la vallée, s’est développée la petite ville médiévale, entourée d’un mur d’enceinte avec deux portes. Suite au Congrès de Vienne de 1815, Schleiden appartenait à la nouvelle province de la Prusse Rhénanienne et était, entre 1829 et 1972, le chef-lieu du District de Schleiden. Ainsi la ville est-elle devenue le chef-lieu régional le plus petit de toute la Prusse. A la fin de la Deuxième Guerre Mondiale, la ville a été gravement endommagée; peu d’édifices historiques ont été préservés jusqu’à nos jours. Ces témoins en pierre de l’histoire de la ville et leur extérieur actuel seront représentés sur l’écran selon leur importance historique. Les photos présentées sur ce tableau montrent le paysage urbain au début du 20ième siècle.
