Als kleinste Kreisstadt Preußens bestand in Schleiden von 1829 bis 1972 der Sitz der Kreisverwaltung, zunächst im Schloss mit zwei Mitarbeitern neben dem Landrat, dann von 1895 bis 1915 im Eckhaus Monschauer Straße/Steinstraße.
1915 konnte der Landrat mit seiner schon größer gewordenen Verwaltung in ein großzügiges, am Ruppenberg errichtetes „Königliches Landratsamt“ umziehen. Dort befanden sich fortan die Dienstwohnung des Landrats sowie Büros für rund hundert Mitarbeiter. Das Bauwerk gilt als charakteristisches Beispiel der deutschen Avantgarde-Architektur vor dem Ersten Weltkrieg und bildet ein Zeugnis der gemäßigten Moderne. Seit der Auflösung der Kreisverwaltung Schleiden bei der Gebietsreform 1972 nutzt die Stadtverwaltung das Bauwerk als Rathaus.
Nach den Worten des früheren Schleidener Oberkreisdirektors von 1949 bis 1960, Dr. Felix Gerhardus, war der Kreis Schleiden nach dem Zweiten Weltkrieg der „flächenmäßig größte, einwohnermäßig geringste, schönste und steuerschwächste Teil des Landes Nordrhein-Westfalen“.
Prussian County Headquaters
From 1929 until 1972, Schleiden was the headquarters of the smallest Prussian county. At first it was sited in the castle with just the chief officer and two colleagues. From 1895 to 1915, it occupied the corner house of „Monschauer Straße“ and „Steinstraße“.
By 1915, the chief officer’s management responsibilities had increased so that he moved into spacious and sumptuous offices at „Ruppenberg“ where there was living accommodation for him, and offices for about 100 colleagues. The building stands as a typical example of the pre-World War I German avant-garde architecture, a moderately modern style. After the dissolution of the Schleiden county administration in local authority organisation in 1972, the local council used the building as the town hall.
Dr. Felix Gerhardus, senior officer in Schleiden from 1949 to 1960 classified Schleiden after World War II as the area of North Rhine Westphalia that was „the largest in ground area, the smallest in population, the most beautiful, and the poorest in tax revenue“.
Zetel van de Landraad van Pruissen
Als kleinste hoofdstad van een district was Schleiden tussen 1829 en 1972 zetel van het regionale bestuur, eerst met twee medewerkers van de Landraad gevestigd in het kasteel, daarna tussen 1895 en 1915 in het hoekpand „Monschauerstraße/Steinstraße“.
In 1915 kon de landraad met zijn aanzienlijk groter geworden staf, naar een ruim aan de „Ruppenberg“ gebouwd „Königliches Landratsamt” verhuizen. Naast kantoren voor ca. 100 medewerkers was hier ook de dienstwoning van de landraad. Dit gebouw geldt als voorbeeld van de Duitse Avant-Garde architectuur van voor de eerste wereldoorlog. Na de opheffi ng van het districtsbestuur in Schleiden in 1972 als gevolg van de regionale herindeling is dit gebouw in gebruik als raadhuis.
De vroegere districtsbestuurder Dr. Felix Gerhardus (1949-1960) beschreef het district Schleiden als volgt: „Qua oppervlakte de grootste, qua aantal inwoners de kleinste, het mooiste maar qua belastingopbrengst het zwakste deel van het land Nordrhein Westfalen“.
Preußisches Landratsamt – L’Administration du Chef de District Prussienne
De 1829 à 1972, l’administration du district, le plus petit chef-lieu de district de toute la Prusse, se trouvait d’abord au château avec le chef de district et deux collègues, puis, de 1895 à 1915, dans un bâtiment au coin de la Monschauer Straße et de la Steinstraße.
En 1915, le chef de district, avec son personnel devenu plus nombreux, pouvait déménager dans un bâtiment administratif de très vaste envergure au pied du Ruppenberg. Il s’appelait ‚Administration de District Royale’. L’édifice est caractéristique de l’architecture avant-gardiste allemande avant la Première Guerre Mondiale. Après la dissolution de l’administration de district locale, c’est la municipalité qui y réside.
D’après les paroles du Docteur Felix Gerhardus, l’ancien chef de l’administration du district de Schleiden, celui-ci était, après la Deuxième Guerre Mondiale, la partie la plus grande en ce qui concerne sa superficie, la plus petite en ce qui concerne la population, la plus belle en ce qui concerne son paysage et la plus faible en ce qui concerne ses recettes fiscales, de toute la Rhénanie-Westphalie.
